0

De kracht van co-teaching in het M-decreet.

Door het M-decreet komen steeds meer leraren uit het buitengewoon onderwijs terecht in het gewone circuit.

  1. Meer kansen dankzij M-decreet
  • Bij co-teaching werken twee leerkrachten in één klaslokaal als gelijkwaardige partners samen om zoveel mogelijk leerlingen de doelstellingen van een les of een lessenpakket te laten halen.
  • In deze klassen met co-teaching heeft geen enkele leerling het gevoel dat hij het moeilijker heeft.
  • Voor 5 leerlingen uit deze klas overwogen ze om ze naar het buitengewoon onder-wijs te sturen, maar dankzij de extra juf in de klas is dit niet meer nodig.
  • Stappen:
    Stap 1: Leer je partner kennen
    Stap 2: Bespreek jullie leerkrachtstijl
    Stap 3: Analyseer je eigen leerkrachtgedrag
    Stap 4: Bereid de lessen samen voor
    Stap 5: Expliciteer de doelen van de les
    Stap 6: Blijf praten
    Stap 7: Experimenteer op jullie eigen tempo
  • https://www.youtube.com/watch?v=Fn_1r5RPbIU
  1. Co-teaching zonder vaste patronen
  • Bij een schrijfles hoort in deze klas ook een rondje brain-gym bij. De ene juf dirigeert de leerlingen via bewegingen op muziek, de andere juf neemt over en legt dan de opdracht uit.
  • Beide juffen hebben elk hun eigen kwaliteiten.
  • Beide juffen zien ook de sterktes van elkaar. Coöperatieve werkvormen zijn bij elke les mogelijk.
  • Beide juffen gaan ook uit van de kracht van het co-teachen. Ze zijn met z’n tweeën verantwoordelijk om alle kinderen de leerdoelen van een les te laten halen. Ze komen samen tot die aanpak op maat.
  1. Welbevinden als focus
  • De leerlingen lijken helemaal vertrouwd met de nieuwe lesstijl.
  • Bij schrijfopdrachten worden de leerlingen opgesplitst in 2 groepen. Zo komen alle kinderen genoeg aan het woord. Elke leerling krijgt meer aandacht en is ook meer betrokken.
  • In deze klas regeert niet het resultaat, wel het welbevinden.
  • Iedere vrijdag wordt besproken hoe iedereen de week ervaren heeft. Ze kijken dan naar wat hen blij maakte en bedenken hoe ze de mindere momenten kunnen ver-beteren.
  • https://www.youtube.com/watch?v=UNACFOpO3ww
  1. Groeien in co-teaching
  • Beide juffen doen het met een open blik en bergen motivatie, om de specifieke leer-noden van de leerlingen op te vangen in een gewone klas.
  • Via de onderwijsnetten zullen adviezen doorstromen naar andere scholen.

Bronnen:
Bron: Klasse. Geraadpleegd op 31 december 2016 via
https://www.klasse.be/31383/kracht-co-teaching-m%e2%80%91decreet/

Klik om toegang te krijgen tot goktip_co_teaching_praktisch.pdf

http://wij-leren.nl/co-teaching-artikel.php
Nog interessante bronnen:
http://www.m-decreet.be/
https://www.klasse.be/reeks/m-decreet/

0

Competentiebegeleiders ondersteunen scholen bij het M-decreet.

De missie van meer dan 60 competentiebegeleiders is het M-decreet haalbaar te maken voor leraren. De taak van deze begeleiders is: uitleggen wat het M-decreet wel en niet inhoudt + tonen wat scholen al goed doen + mee zoeken naar waar het nog beter kan.

  1. Wie zijn deze competentiebegeleiders?
  • Competentiebegeleiders zij pedagogische begeleiders met een specifieke focus op scholen begeleiden bij de overgang naar het M-decreet.
  • Zij hebben onderwijservaring als leraar of directeur in basis- of secundair onderwijs en in het buitengewoon onderwijs. Ze hebben ook ervaring als GON-begeleider + als lerarenopleider + als leerlingbegeleider of CLB-medewerker.
  • Een dag in het leven van een competentiebegeleider:

  1. Wat doen ze?
  • Informeren:
    De competentiebegeleiders verduidelijken waarom het M-decreet bestaat en wat de begrippen handelingsgericht werken en redelijke aanpassingen in de praktijk betekenen. Ze doen dit op personeelsvergaderingen en pedagogische studiedagen.
    “Stap af van labels – Kijk liever naar wat het kind nodig heeft.”
    “Redelijke aanpassingen zijn altijd contextgebonden.”
    “Scholen moeten de dingen anders en efficiënter doen.”
  • Ondersteun op maat:
    De competentiebegeleiders bekijken hoe ze jou het best kunnen verder helpen. Dit gebeurt vaak op schoolniveau, maar ook op klasniveau.
    “De leraar maakt het verschil.”
    De begeleiders observeren in de klas. Ze tonen wat al goed gaat en geven de leraar
    om het anders aan te pakken.
    De begeleiders geven tools om het M-decreet, binnen hun schoolvisie, uit te bouwen. De begeleiders ondersteunen zorgcoördinatoren en leerlingbegeleiders zodat zij op hun beurt leraren kunnen ondersteunen.
  • Verbinden:
    Leraren staan er nooit alleen voor. De competentiebegeleiders stimuleren leraren en scholen om samen te werken.
    Het netwerk bestaat meestal al, maar de samenwerking kan soms nog veel optimaler.
  1. Wie kan bij deze mensen terecht?
  • Leraren, leerlingbegeleiders, GON-begeleiders, zorgcoördinatoren, directeurs, …
  • Buitengewone scholen en gewone scholen
  • Scholen die hun aanpak en aanbod voor leerlingen met ASS willen verbreden en verdiepen
  • Scholen die starten met het type 9
  • Scholen die starten met het type basisaanbod

Bronnen:
Bron: Klasse. Geraadpleegd op 31 december 2016 via
https://www.klasse.be/7046/competentiebegeleiders-ondersteunen-scholen-bij-het-m-decreet/
Andere interessante bronnen:
http://www.m-decreet.be/
https://www.klasse.be/reeks/m-decreet/

0

“SMOG”

Op de blog van Evelien Callens las ik een interessante blogpost over SMOG. Ik sta in het reguliere, gewone onderwijs voor mijn stage en daar is een meisje met het downsyndroom, ze communiceren met haar via SMOG. Ook vroeg een kennis me laatst of ik daar meer over wist. Dus wil ik er zelf ook wat meer over te weten komen en wil ik dit zeker op mijn blog met jullie delen. Zelf wil ik ook de gebaren van SMOG kennen, zo kan ik ook praten met mensen die alleen maar kunnen via SMOG kunnen communiceren.

  1. Wat is SMOG?
  • S-M-O-G = Spreken Met Ondersteuning van Gebaren.
  • Het is een vorm van ondersteunende communicatie. Mensen met een handicap op vlak van communicatie kunnen hiermee hun noden, wensen en behoeften duidelijk maken en hun omgeving beter begrijpen.
  • Het is een combinatie van gebaren en spraak.
  • SMOG bestaat uit 500 basisgebaren, die een eenvoudige dagelijkse communicatie mogelijk maken.
  • De gebaren zijn niet moeilijk uit te voeren en de basisgebaren ondersteunen veel gebruikte woorden.
  1. Meer dan gebaren
  • SMOG hecht veel belang aan een goede communicatiestijl, dat gemakkelijk verstaan-baar is. SMOG gaat spraak en gebaren combineren.
  • De spreker gebruikt eenvoudige taalconstructies, door spraak en gabaren te gaan combineren.
  • Gebaren remmen het spreektempo af.
  • Deze manier van spreken wordt aangevuld met gezichtsexpressie en lichaamstaal en aandacht voor plaats, richting, beweging bij het uitvoeren van de gebaren. Gebaren krijgen hierdoor nog meer inhoud en betekenis.
  1. SMOG leren

    Voor wie?

  • SMOG is bedoeld voor horende personen die een beperking hebben in het gebruiken of verstaan van taal.
  • Het kunnen ook mensen zijn met autisme of mensen met een specifieke problema-tiek in het verstaan van taal en het spreken van taal.

    Waar SMOG leren?

    Daarvoor neem je best contact op met: vzw Gezin en Handicap.

    Wanneer invoeren?

  • Goed kunnen communiceren is de zuurstof van het intellectuele en sociale leven.
  • Er moet eerst worden nagegaan wie baat heeft bij het leren van SMOG. Het is ook belangrijk om goede bereidwillige communicatiepartners te vinden. SMOG vraagt immers de klok rond aandacht.
  • Men kan SMOG niet leren uit een boek, van een tekening of van een scherm.
  1. Effecten van SMOG
  • SMOG is bedoeld om de communicatie vlotter te laten verlopen.
  • Eén effect is: een persoon met een handicap zal ervaren dat hij begrijpt wat hem gezegd of gevraagd wordt. Hij zal ook beter begrepen worden.
  • SMOG heeft ook invloed op de taalverwerving, op e emotionele ontwikkeling en op de algemene ontwikkeling.
  1. SMOG gebaren

Bronnen:
Bron: Website over SMOG. Geraadpleegd op 31 december 2016 via
http://www.s-m-o-g.be/
http://www.bondmoyson.be/ovl/gezond-actief/opvoeding/baby/ontwikkeling/Pages/Woorden-ondersteunen-met-gebaren-SMOG.aspx

Interessant boek:
Loncke, F., & Nijs, M., & Smet, L. (1998). “SMOG – Spreken Met Ondersteuning van Gebaren. Het handboek.” UItgeverij Garant NV

0

“Snoezelen”

snoezelen

Wie kent het niet, een moment van rust, tot zichzelf komen, even alleen zijn, je gedachten even kunnen loslaten, geen stress. Ik denk dat iedereen wel deze momenten kent. We snoezelen geregeld eens, zonder dat we er eigenlijk bij stil staan. Deze momenten moeten er voor iedereen kunnen zijn en iedereen zou dit eens moeten doen.

  1. Wat is snoezelen nu eigenlijk?
  • Snoezelen is een methodiek van warme, selectieve zintuiglijke activering.
  • Het is ontstaan als methodiek voor mensen met een beperking, maar ondertussen vindt het snoezelen ook steeds meer ingang bij mensen met dementie, personen met NAH, kinderen met emotionele problemen, baby’s, peuters en kleuters.
  • “Snoezelen” komt van de woorden ‘snuffelen’ en ‘doezelen’. Een snoezelmoment bevat een activerend (explorerend snuffelen) en een relaxerend (rustgevend doeze-len) component.
  • Een snoezelactiviteit bestaat uit het aanbieden van primaire visuele, auditieve, tac-tiele, smaak- en reukprikkels in een sfeervolle omgeving.
  • Prikkels moeten evenwichtig en selectief worden aangeboden. Belangrijk is de persoon niet te veel te gaan stimuleren.
  • Een adequate grondhouding en begeleiding vervullen een sleutelfunctie bij het snoezelen.
  • Tijdens dagelijkse verzorgingsmomenten kunnen ook snoezelmomenten ingebouwd worden.
  • Snoezelen is gemakkelijk te implementeren in een dagactiviteit, waar mensen plezier kunnen beleven en waarin ze worden gestimuleerd om te exploreren en waar ze ook kunnen ontspannen.
  • De kleuters ruilen in kleine groepjes even het vertrouwde klasgebeuren voor een bezoekje aan de snoezelklas of snoezelruimte.
  • Op het einde van een snoezelmoment wordt er een relaxatie gehouden.
  1. De snoezelruimte:
  • Een snoezelruimte dient te voldoen aan een aantal voorwaarden.
  • Deze snoezelruimte moet niet alleen toegankelijk en gebruiksvriendelijk (veilig en hygiënisch) zijn, ze moet ook een gevarieerd en aantrekkelijk aanbod bieden.
  • Nog een belangrijk kenmerk van een goede snoezelruimte is structuur.
  • De snoezelruimte bevat kleurrijke prikkels om te voelen, te luisteren, te kijken, te ruiken en soms zelfs te proeven.
  • Het is een ruimte waar een rustige gedempte atmosfeer heerst en waarin allerlei materialen zijn die de zintuigen kunnen stimuleren en prikkelen.
  1. Waarvoor dient snoezelen?
  • De effecten die men met snoezelen wil bereiken zijn uiteenlopend en talrijk.
  • Volgens onderzoek zou snoezelen een gunstig effect hebben op de betrokkenheid en het welbevinden van personen met een handicap.
  • Soezelen zou ook een gunstig effect hebben op: sociaal contact en interactie, alertheid en concentratie, initiatief nemen, keuzestimulering en zelfbepaling.
  • Nog een effect van snoezelen is de reductie van probleemgedrag en de ontwikkeling van adaptief gedrag.
  1. De snoezelactiviteiten
  • Er wordt gewerkt bij elk snoezelmoment rond één bepaald zintuig.
  • Gebruikte materialen kunnen zijn: voeldozen, geurflesjes, kijkdozen, smaakspelletjes, geluidenbingo, …
  • Relaxatie-momentjes: massage, liggen in hangmatten, gewiegd worden, met pluimpjes elkaar strelen, met anti-stressballetjes rollen op het lichaam, …
  • Snoezelen kan zowel individueel als groepsgewijs aangeboden worden.

Bronnen:
Bron: Websites. Geraadpleegd op 30 december 2016 via

Klik om toegang te krijgen tot snoezelen.pdf

http://www.saskkleuter.be/index.php/snoezelen
https://www.vives.be/opleidingen/sociaal-agogisch-werk/bijscholingscursus-snoezelen
https://www.health2work.be/zorgomgeving/mentale-belasting-in-de-zorg/snoezelen
http://www.btsg.nl/infobulletin/snoezelen.html

0

“Sherborne”

Afbeeldingsresultaten voor sherborne bewegingspedagogiek

Zelf kende ik Sherborne niet. Door er meer over te gaan lezen, lijkt mij dit wel een leuke en interessante methode om eens toe te passen met de kleuters van mijn toekomstig klasje. Het is een methode waar je tot rust en ontspanning kan komen. Het vergroot ook het zelf-vertrouwen van de kinderen. Kinderen komen in contact met elkaar, ze leren ook anderen vertrouwen.

Wat is Sherborne?

  • Sherborne is een “doe-methode”, gericht op het vergroten van het zelfvertrouwen bij kinderen en het versterken van de hechting tussen het kind en zijn ouders / verzorgers.
  • Sherborne is een bewegingsmethode waarmee kinderen door middel van lichaams-contactspelletjes leren om goed op hun eigen lichaam en dat van anderen af te stemmen. Door afwisselend samen te werken, te ervaren dat er voor je gezorgd wordt en door het inzetten van eigen kracht groeit hun zelfvertrouwen en lichaams-bewustzijn. Er worden bewegingsactiviteiten aangeboden met als doel de ontwik-keling van de totale persoonlijkheid te bevorderen.
  • De kinderen leren hoe ze op een prettige manier contact kunnen maken en zich kunnen uiten door middel van lichaamstaal. Sherborne is uniek in het scala van sociale vaardigheidsprogramma’s omdat het een methode is die spelen, aanraken en bewegen als uitgangspunt heeft. Het leren gebeurt door voelen, beleven en mogelijk-heden onderzoeken.
  • Sherborne beoogt naast de motorische en cognitieve ontwikkeling ook doelstellingen op sociaal en affectief-emotioneel vlak.
    – Het ontwikkelen van een positief zelfwaardegevoel.
    – Het ontwikkelen van de bekwaamheid om relaties aan te gaan en met anderen        te communiceren.
  • Sherborne is een samenspel.
  • Twee centrale begrippen hierbij zijn zelfvertrouwen en vertrouwen in de omgeving. Doorheen de vele bewegingsspelen die gericht zijn op de ontwikkeling van het lichaamsbewustzijn en het ruimtebewustzijn groeit het zelfvertrouwen.
  • Tijdens de verschillende relatiespelen groeit het vertrouwen in anderen.
  • De bewegingsmethode werd ontwikkeld door Veronica Sherborne. Haar programma kent een succesrijke toepassing in de opvoeding van peuters, kleuters, lagereschool-kinderen, in de begeleiding van kinderen, jongeren en volwassenen met een sensorische, motorische of verstandelijke beperking, bij kinderen en jongeren met sociale en emotionele problemen, in de psychiatrie en in gezinsgerichte therapieën.
  • Ga ook eens kijken op volgende link.
    “Een kijk op de Sherborne bewegingspedagogiek – Het Groene Boekje”
  • Het bewegingsprogramma is te herleiden tot 3 basisdoelstellingen:
    a) Bewustwording van het eigen lichaam
    b) Bewustwording van de ruimte
    c) Bewustwording van de anderen
  • Sherborne onderscheidt 4 bewegingskwaliteiten weergegeven in een schema:

Watissherborne_04

         

Wat doet de Sherborne vereniging?

  • De Sherborne Vereniging België is een vzw. Het doel is de bewegingspedagogiek gebaseerd op het werk van Veronica Sherborne te verspreiden en inhoudelijk te beschermen.

Soorten cursussen:

  • Introductiecursus
  • Basiscursus (level 1 en 2)
  • Internationale verdiepingscursus (level 3 of Advanced Practitioners Course)
  • Internationale kwalificatie als cursusbegeleider
  • Specialisatiemodule Sherborne Samenspel

Bronnen:
Bron: Website. Geraadpleegd op 30 december 2016 via
http://sherborne.be/
https://evavanvugt.wordpress.com/sherborne-2/sherborne/
http://sherbornesamenspel.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=48&Itemid=54

0

“Hoogbegaafdheid”

  1. Intro:
  • Het is heel moeilijk om te duiden wat hoogbegaafdheid nu eigenlijk is.
  • Sommigen zeggen dat het een hoog IQ hebben is, anderen zeggen dat het een eigen manier van zijn is. Specialisten zijn er ook nog steeds niet uit wat het nu juist is.
  • Belangrijk is wat er met de begaafdheid van een kind gebeurt en of men er rekening mee houdt. Zijn er ook mogelijkheden voor een slim kind om zich te ontplooien?
  • Belangrijk is de begeleiding van onze kinderen.
  1. Wat is hoogbegaafd?
  • Hoogbegaafdheid is de aanleg om tot uitzonderlijke prestaties te komen.
  • Bij hoogbegaafden is er een onderscheid tussen leervermogen en gedrag te maken.
  • Hoogbegaafdheid gaat niet alleen over een hoog IQ hebben, het gaat ook over het op een creatieve manier te gebruiken om prestaties naar te zetten.
  • Een hoogbegaafd kind is ook een gewoon kind dat heel veel vragen stelt, vragen over zaken waar zijn leeftijdsgenoten nog niet mee bezig zijn.
  • Een minimalistische definitie:
    Een IQ hebben dat uitzonderlijk hoog is. In geval van een WISC test is dat een IQ vanaf 130. Voor andere testen ligt dat cijfer anders.
  • Een meer uitgebreide definitie:
    Deze bevat 3 onderdelen:
    Een hoog IQ hebben (Boven 130)
    Creatief zijn
    De intentie en gedrevenheid hebben dat hoge IQ en deze creativiteit ook
    om te zetten in uitzonderlijke prestaties.
    Deze drie zeken worden dan nog eens sterk beïnvloed door de omgeving van het kind. Ook worden ze beïnvloedt door de eigen persoonskenmerken. Een stimulerende omgeving is hier zeker van belang.
  • Hoogbegaafd = asynchrone ontwikkeling.
  • Met een kind dat een hoog potentieel heeft heb je steeds werk. Deze kinderen vragen ook meer aandacht dan andere kinderen. Hoogbegaafde kinderen hebben behoefte aan een vrij intensieve begeleiding.
  1. Komt hoogbegaafdheid veel voor?
  • Op een school van pak weg 300 leerlingen, kan je theoretisch rekenen op 6 à 7 hoogbegaafden.
  1. Anders zijn.
  • Hoogbegaafdheid = een geheel eigen manier van zijn.
  • Enkele opvallende kenmerken van hoogbegaafdheid zijn:
    Perfectionisme
    Diep doordenken
    Sterk in communicatie
    Zeer groot gevoel voor rechtvaardigheid
    Hoogsensitiviteit (intensiteit, gevoeligheid, concentratie en volharding)
  • Hoogbegaafde kinderen zijn erg sensitief. Het kind is zich ervan bewust dat het anders is dan de andere kinderen. Anders zijn hoeft niet gezien te worden als slecht.
  • Een niet onbelangrijk aspect aan hoogbegaafdheid is hoe anderen tegen je kind aan-kijken en hoe ze reageren. Mensen gaan soms niet echt tactvol om met het bijzondere van je kind.
  1. Asynchrone ontwikkeling.
  • Asynchroon = Niet samenvallend.
  • Met de term asynchrone ontwikkeling bedoelt men doorgaans dat er een verschil bestaat tussen de kalenderleeftijd en de mentale of intellectuele leeftijd van het kind. Bepaalde vaardigheden worden sneller ontwikkeld dan anderen. Van een hoog-begaafd kind mag men niet verwachten dat het op alle vlakken even ver vooruit zit.
  • Hoogbegaafde kinderen kunnen hun leeftijdsgenoten op sommige gebieden ver vooruit zijn, maar tegelijk kan op andere gebieden hun ontwikkelingsniveau veel dichter bij hun kalenderleeftijd liggen.
  1. Kleuters
  • De ontwikkeling van kleuters gebeurt in sprongen. Men spreekt daarom bij kleuters niet over hoogbegaafdheid maar wel over een ontwikkelingsvoorsprong.
  • Een kind met een ontwikkelingsvoorsprong gaat sneller het kleuterstadium voorbij zijn.
  • Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong hebben behoefte aan activiteiten die open zijn en kansen bieden om te ontdekken. De activiteiten moeten complex zijn, grote denksprongen mogelijk maken en ruimte bieden voor creativiteit.
  • Het spelgedrag van een kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong is anders dan van de gemiddelde andere kleuter.
  1. Tips voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong
  • Geef eerlijke en kritische feedback.
  • Zorg voor een hoge zone van naaste ontwikkeling.
  • Laat samenwerken met ontwikkelingsgelijken.
  • Laat hen niet alleen spelen, maar geef ook cognitieve uitdaging.
  • Pas je taalgebruik aan, gebruik volwassen taal.

BELANGRIJK IS DE VROEGE SIGNALERING VAN HOOGBEGAAFDHEID. ZO KAN ER TIJDIG WORDEN INGEGREPEN WAAR NODIG.

Conclusie:
Ik denk dat er op dit moment nog te weinig aandacht wordt besteed aan kinderen met hoogbegaafdheid. Ik vindt het belangrijk dat leerkrachten ook deze kinderen kunnen helpen in hun ontwikkeling. Als leerkracht is het noodzakelijk dat je gaat differentiëren. Zo pas je de opdrachten aan, aan het niveau van het hoogbegaafd kind. Het welbevinden van deze kinderen zal daardoor ook sterk omhoog gaan.

Bronnen:
Bron: Internet. Geraadpleegd op 29 december 2016 via
http://www.hoogbegaafdvlaanderen.be/01_Hoogbegaafd/asynchroon.html
http://wij-leren.nl/kenmerken-hoogbegaafdheid.php

Hoogbegaafdheid testen


http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=13629
http://www.test-my-iq.com/nl-be/?wm=BE_adwords_ads

0

“Het raadsel van Autisme”

“Andere mensen hebben dat toch ook?”
“Zo in hun eigen wereldje leven, zich terugtrekken in zichzelf, moeilijk sociale contacten aangaan, agressie, en nog zoveel meer, …”
“Ik denk dat die kenmerken van mezelf zijn en niets met Autisme te maken hebben!”
“Mijn ouders en de school hebben er nooit rekening mee gehouden.”
Rik – 15 jaar

  1. Wat is autisme?
  • ASS = AutismeSpectrumStoornis
  • Autisme is een ontwikkelingsstoornis. Het ontwikkelen van de hersenen van een kind met autisme gebeurt anders dan bij de meeste mensen.
  • Mensen met autisme verwerken prikkels (= alles wat ze horen, zien, ruiken, voelen, …) uit hun omgeving anders.
  • Deze prikkels worden als losse informatie ervaren, hierdoor is het moeilijk om er een logisch geheel van te maken. Het is voor een kind met autisme veel lastiger om de wereld rondom hen te begrijpen.
  • Bij mensen met autisme kunnen er extra psychische problemen ontstaan. (dwang-matig gedrag + depressie). Heel vaak hebben mensen met autisme last van angsten en woedeaanvallen.
  1. De communicatie verloopt moeilijk.
  • In contact komen met anderen is vaak moeilijk, omdat ze zich moeilijker kunnen inleven in anderen.
  • Bij mensen met autisme is hun manier van communiceren verschillend. Bij kinderen met autisme komt de taal vaak pas heel laat tot ontwikkeling, soms zelfs helemaal niet.
  • Een voorstelling maken van iets dat niet aanwezig is, is voor hen zeer moeilijk.
  • Er is vaak maar interesse voor één of twee voorwerpen bij mensen met autisme.
  • Ze hebben een sterke gerichtheid op details. Mensen met autisme hebben structuur, regelmaat en routine nodig.
  1. Autisme en zijn verschillende vormen.
  • Er zijn verschillende vormen van autisme, daarom spreekt men over autisme-spectrumstoornis.
  • Mensen met het syndroom van Asperger hebben dezelfde klachten als bij klassieke autisme, maar zij hebben wel een goed ontwikkelde taal.
  • Autisme komt 5 keer meer voor bij mannen dan bij vrouwen.
  1. Hoe kan je autisme behandelen?
  • Het autisme zelf is niet te genezen.
  • De behandelingen zijn erop gericht om zo goed mogelijk te leren leven met autisme, maar ook indien nodig om de taalontwikkeling te bevorderen.
  • Soms kan medicatie wel helpen voor bijvoorbeeld: driftbuien, agressiviteit, angst of depressie.
  1. Wat zijn de risicofactoren?
  • Autisme is een aangeboren afwijking en is voor 90% erfelijk bepaald.
  • Moeders van kinderen met autisme gaan leren om op een bepaalde manier zich te gedragen tegenover hun kind. Zo kan het kind hen beter verstaan.
  • Kinderen met autisme worden niet graag geknuffeld.
  1. Wat kunnen we zelf doen?

    a) Mensen met autisme begrijpen de sociale regels niet. Het is belangrijk dat je daarom niet meteen boos wordt. Bedenk dat iemand met autisme niet onbeleefd wil zijn als hij je niet aankijkt.
    b) Verwacht geen reacties op je emoties of op non-verbale communicatie.
    c) Leg goed uit wat je gaat doen en vraag dan of hij het begrepen heeft.
    d) Schreeuw niet of praat niet met harde stem, anders kunnen mensen met autisme hiervan hard schrikken.
    e) Raak iemand met autisme niet aan als het niet nodig is.
    f) Stel eenvoudige vragen en geef eenvoudige instructies.
    g) Gebruik geen woorden met een dubbele betekenis.
    h) Vermijd ironie, omdat de mensen met autisme de dingen letterlijk opvatten.
    i) Gebruik zoveel mogelijk schema’s, agenda’s, pictogrammen en geschreven instructies om iets duidelijk te maken.
    j) Vermijd onoverzichtelijke of onvoorspelbare situaties.

Conclusie:
Het is niet gemakkelijk om te werken met mensen met autisme. Maar het is wel een nood-zaak deze mensen te helpen en te proberen begrijpen. Belangrijk is ook deze mensen te steunen en te helpen in hun gedachtengang. Autisme is een zeer uitgebreide maar ook zo interessante materie om meer over te weten te komen. Ik ga er zeker meer over lezen, omdat het vaak voorkomt en je er wel eens mee geconfronteerd zal worden in je praktijk in de kleuterklas.

Bronnen:
Bron: Autisme Vlaanderen. Geraadpleegd 29 december 2016 via
http://www.geestelijkgezondvlaanderen.be/autisme
Andere interessante links:
Cluckers, G., & Leroy, C., & Vliegen, N. (2012). Het raadsel autisme. Psychoanalytische Psychotherapie? Uitgever: Maklu.

Klik om toegang te krijgen tot 0c96051d524af643aa000000.pdf

0

“Kleuters in armoede”

“Het geluk dat iemand iets in mij of mijn gezin zag.”
Dit is voor mensen die uit de armoede zijn geraakt een heel belangrijke zin. Dit soort van geluk kunnen we niet zomaar overlaten aan het toeval.

armoede

  1. Het effect van armoede op de ontwikkeling

Wat doet armoede met de ontwikkeling van jonge kinderen?

  • Bij jonge kinderen op de leeftijd van 6 maanden die in armoede opgroeien merken we al een lagere ontwikkelingsscore. (op cognitief gebied, motorisch vlak, communi-catief vlak en op sociaal-emotioneel vlak)
  • In de kleuterklas is dat gemiddeld een achterstand van 6 maanden.
  • In het eerste leerjaar is die achterstand gemiddeld 9 maanden.
  • Conclusie: We stellen een vertraagde ontwikkeling vast.

Hoe merken kleuterleidsters of leraren dat in het eerste leerjaar?

  • Je merkt dat concreet aan ontwikkelingen die later dan bij andere kinderen tot stand komen. Dit kan je merken op verschillende vlakken.
  • “IN ARMOEDE LEVENDE OUDERS WORDEN MEESTERS IN HET OVERLEVEN, MAAR ZE ZIJN MINDER GOED IN HET UIT-LEVEN.”

Vanwaar komt deze achterstand?

  • Het leerproces op school wordt moeilijker door armoede.
  • Er zijn vooral materiële beperkingen: minder geld, een vochtig huis, doktersbezoek dat wordt uitgesteld, … Het speelgoed dat er is, is minder gericht op de leeftijds-specifieke nieuwsgierigheid van de kleuter.
  • Armoede gaat gepaard met onzekerheid en stress. Veel energie gaat hier dan ook naar het overleven in moeilijke omstandigheden.

Werkt deze stress ook op de kinderen in?

  • Op momenten van stress kan een veilig gehecht kind in vertrouwen terugvallen op zijn ouders. De ouders vormen dan de veilige basis, hieruit kan het kind de wereld ontdekken en zich natuurlijk ontwikkelen.
  • Bij mensen in armoede komt de band tussen ouders en kind vaak onder druk te staan.
  • Mensen in armoede kunnen zich niet permitteren om speels in het leven te staan.
  1. Succes van voorschoolse projecten

Hoe kan je een achterstand aanpakken?

  • We wachten vaak te lang eer we de problemen bij kinderen in kaart brengen. Dit zou veel vroeger moeten gebeuren. Kinderen in armoede houden hun kwetsbaarheid zeer lang verborgen.
  • Het beste is de ontwikkelingsvertraging aan te pakken nog voor kinderen naar school gaan. Dus in de eerste 3 levensjaren.
  • In 2000 startte het project “Eerste Stappen”, waarbij gezinnen met jonge kinderen in armoede wekelijks worden begeleid. De bedoeling is kinderen sterker te maken in hun overstap naar de kleuterschool.
  • Ouders worden gestimuleerd om na te denken over de toekomst van hun kind en zichzelf.

Wat is het effect van deze begeleiding?

  • Deze begeleiding heeft positieve effecten op de hele schoolcarrière van de kinderen.
  • Een aantal gezinnen is hierdoor op langere termijn ontsnapt uit die armoede.
  • Er is minder verlies aan menselijk kapitaal bij vaardige kinderen die in armoede opgroeien, er zijn betere ontplooiingskansen voor deze kinderen en er zijn meer participatiekansen bij hun ouders.

De meeste ouders krijgen de kans niet.

  • Naast de vroege preventie met je ook kleuteronderwijzers goed ondersteunen, zodat zij het specifieke ontwikkelingsproces van deze kinderen kunnen begrijpen en versterken.
  • Leerkrachten moeten kunnen terugvallen op anderen om kinderen in armoede goed te kunnen begeleiden.
  1. Wat kan de school doen?

Wat is de specifieke rol van de school?

  • Voor kinderen en ouders in armoede lijkt de school veraf. Het is ook hun prioriteit niet, ze moeten eerst zien te overleven.
  • Sommige ouders voelen zich hulpeloos en onmachtig wanneer het voor hun kinderen niet lukt op school. Dit merk je vooral: op momenten dat de ouders de school mis-verstaan, de communicatie van de school onbeantwoord blijft, de kinderen vaak af-wezig zijn of de ouders bij problemen meteen veranderen van school. Op die moment heb je een zorgcoördinator of interne leerlingenbegeleider nodig.

Kunnen scholen mee het geluk van mensen in armoede organiseren?

  • Je moet tegengewicht bieden voor het kleine zelfbeeld dat ouders vaak hebben.
  • Ouders moeten kunnen voelen dat ze meetellen en gehoord worden.

Kunnen we de vroege achterstand wegwerken?

  • Een vertraagde ontwikkeling zal op latere leeftijd een niveauverschil in het leer-traject tot stand brengen.
  • Deze kinderen meer tijd gunnen is een noodzakelijke voorwaarde om op het schoolse spoor te kunnen blijven.
  • We moeten naast het voorschoolse preventieve aanbod ook de leraren versterken

Conclusie:
Ik vind het zeer belangrijk dat we kinderen in armoede niet uit het oog gaan verliezen. Het is belangrijk om hun ook alle leerkansen te bieden. We moeten aandacht hebben voor ar-moede, want dit staat een goede ontwikkeling van het kind in de weg. Het is ook belangrijk om het kind en zijn ouders de juiste hulpmiddelen aan te bieden.

Bronnen:
Bron: Klasse geraadpleegd op 29 december 2016 via

Kleuters in armoede: hoe maakt de school een verschil?


Aanverwante links:
Bron: Klasse en Armoede Vlaanderen geraadpleegd op 29 december via

“Zeg niet te snel: ‘Kansarme ouders zijn niet geïnteresseerd’”


http://armoede.vlaanderen.be/
http://www.knack.be/nieuws/belgie/crevits-wil-toekomstige-leerkrachten-leren-omgaan-met-kinderen-in-armoede/article-normal-524853.html

 

0

“Geef kleuters de tijd om zindelijk te worden”

Ik zelf ga er vanuit dat ieder kind zindelijk  moet kunnen zijn en worden op zijn eigen tempo, en dat het niets opbrengt de kleuters hierin te gaan forceren. Zo gaan kleuters blokkeren in hun ontwikkelen en misschien veel langere tijd problemen hebben met het zindelijk worden. Ieder kind ontwikkelt op zijn tempo en op zijn eigen niveau en op zijn eigen manier. Laat kinderen kind zijn, alles komt wel op zijn tijd.

Zindelijkheid:

  • Op dit moment zijn er steeds meer kleuters die nog niet zindelijk naar school gaan.
  • Een school mag kleuters met een luier niet weigeren. De enige voorwaarde om kin-deren te laten starten in het kleuteronderwijs is de leeftijd. Een school mag kinderen enkel weigeren als de school vol is.
  • Een school kan wel vermelden dat ze verwacht dat kleuters zindelijk zijn.
  • Wanneer sommige kleuters starten in de kleuterklas zijn ze nog niet klaar om zindelijk te worden.
  • Kinderen worden algemeen gezien tot een jaar later zindelijk dan vroeger.
  • De ouders zijn meestal tweeverdieners en hebben geen tijd meer om zich met de zindelijkheidstraining bezig te houden.
  • De leerkrachten klagen en vinden dat ze door het verversen van de luiers niet meer aan pedagogische taken toekomen. Er zijn kinderverzorgsters op elke school actief, maar dit is veel te weinig uren. Hierdoor kunnen zij het probleem niet opvangen.
  • Ouders blijven in de eerste plaats verantwoordelijk voor de zindelijkheidstraining.

Taakomschrijving:

  • Luiers verschonen staat niet in de taakomschrijving van kleuterleerkrachten. Zorg dragen voor de kinderen zal er altijd bij horen!
  • De school is opnieuw een bewaarschool geworden, dit is goedkoper dan de crèche.

Tijd voor zindelijkheid

  • Normale zindelijkheid vindt plaats tussen de leeftijd van 2 jaar en 5 jaar.
  • Op de leeftijd van 2,5 jaar zijn veel kleuters dus zowel fysiek als mentaal nog niet klaar om zindelijk te worden. Dit is de tijd dat ze starten met de kleuterschool.
  • Geef kinderen tijd om op eigen tempo zindelijk te worden.
  • Als ouders het kind gaan pushen in zijn zindelijkheidsproces, dan gaat het kind blokkeren. Kleuters zullen dan angstig worden voor het potje, gaan het vermijden, hierdoor gaat de training in het water vallen.

Zindelijkheid in 7 stappen:

Tips:

  • Laat de luier in het begin aan
  • Tel het aantal ongelukjes
  • Spreek de ouders aan: “Is jouw kind thuis zindelijk?”
  • Luiers uit voorzorg, om mogelijke ongelukjes op te vangen, laat je het best uit. Laat de ouders de kleuter gemakkelijke kledij aantrekken.

Tips: na 4 weken plast de kleuters nog vaak in zijn broek.

  • Vul een zindelijkheidsfiche in.
  • Verwijs naar een brochure met tips
  • Afspraak: Luier gaat uit
  • Probeer dit 4 weken uit

Tips: na 8 weken nog steeds ongelukjes.

  • Wat lukt thuis? Wat lukt op school? Evalueer
  • Stem de aanpak thuis en op school goed op elkaar af.
  • Geef de ouders een verteltas mee rond zindelijkheid.
  • Probeer dit twee weken uit

Tips: na 10 weken nog steeds nattigheid.

  • Evalueer de aanpak.
  • Start met een beloningssysteem.
  • Probeer dit twee weken uit.

Tips: na 12 weken nog steeds niet zindelijk.

  • Betrek de zorgjuf en het CLB erbij.
  • Als de kleuter 3,5 jaar oud is, raadpleeg een arts.
  • Lukt het echt niet en is de ontwikkeling van het kind er nog niet, laat het dan los.

Bronnen:
Bron: Klasse. Geraadpleegd op 28 december 2016 via
https://www.klasse.be/3204/geef-kleuters-tijd-om-zindelijk-te-worden/
https://www.klasse.be/3207/mag-school-kind-met-luier-weigeren-zindelijk/
https://www.klasse.be/3020/zindelijk-in-zeven-stappen/

0

De Verteltafel

Gruffalo Small World play from Rachel (",)                                                                                                                                                                                 More: Ik heb op mijn stageschool nu reeds een voorbeeld gezien van een goede verteltafel. Ook kreeg ik de kans om een voorstelling en uitleg te kunnen mee volgen over verteltafels. Dat was een project waar mijn stageschool aan meewerkte.  Ik vond dit zeer interessant en kreeg er veel informatie over. Ik wil zeker een goede verteltafel leren maken en ga dit ook verschillende keren toepassen in de kleuterklas. Het is leuk te zien dat kleuters daar ten volle in opgaan. Leuk is ook dat ze geboeid bezig kunnen zijn met het maken van een verteltafel. Ze beleven er plezier aan en dat is ook belangrijk.

Het voorlezen van prentenboeken is van groot belang voor peuters en kleuters, dit op vlak van de sociale ontwikkeling en de taalontwikkeling van peuters en kleuters. Prentenboeken dienen als basis voor het maken van een verteltafel.

Wat is een verteltafel?

Een verteltafel is een didactisch hulpmiddel of methode. Het is een soort klein toneeltje waar een prentenboek of verhaal wordt uitgebeeld. Dit door gebruik te maken van figuren en attributen. Hiermee gaat de kleuterleidster en de kleuters samen het verhaal naspelen. De verteltafel wordt gebruikt bij inter-actief voorlezen. Het leert kinderen omgaan met een prentenboek of verhaal.

Wat is het doel van een verteltafel?

  • Stimuleren van de taalontwikkeling
  • Vergroten van de woordenschat
  • Beginnende geletterdheid ontwikkelen
  • Cognitieve vaardigheden ontwikkelen
  • Communicatieve vaardigheden ontwikkelen

Hoe een verteltafel maken?

Een kast, tafel, koffer, … zal dienen als een klein podium voor het toneelstuk. Je kan de kast, tafel of koffer bekleden met een deken, papier, … De achtergrond kan bestaan uit gekopieerde platen uit het boek, posters, maar ook tekeningen of schilderijen gemaakt door de kinderen en die afgestemd zijn op het prentenboek. Daarnaast hebben we de juiste decorstukken nodig. (boom, auto, huis, …) Belangrijk is dat de hoofdrolspelers niet mogen ontbreken. (knuffels, handpoppen, vingerpoppen, …)

Hoe werkt een verteltafel?

  1. Als leerkracht lees je eerst het verhaal voor en je bespreekt dit met de kleuters. Herhaal het verhaal verschillende keren. Maak daarbij gebruik van diverse vormen en middelen. (gebruik digibord, gebruik vertelkastje, gebruik handpoppen en vingerpopjes, …)
  2. Na het lezen van het verhaal maak je samen met de kleuters een woordweb over de inhoud van het boek. (waar gaat het over? Wie zijn de hoofdrolspelers? Waar speelt het zich af?)
  3. Daarna ga je met de kleuters de verteltafel vorm geven. Dit hoeft uiteraard niet te gebeuren in 1 dag. Je kan gebruik maken van meegebrachte attributen, maar laat de kleuters vooral creatief aan de slag gaan. Laat de kleuters de attributen zelf knutselen.
  4. Nadat de attributen gemaakt zijn, leg je de bedoeling nog eens uit. Je speelt als leerkracht het verhaal eerst zelf 1 keer voor. Als je merkt dat het nodig is kan je deze stap nog eens op een andere dag herhalen.
  5. Nu mogen de kinderen de verteltafel verkennen en met de materialen experimenteren.
  6. De leerkracht leest het verhaal voor en de kleuters spelen terwijl mee met de verteltafel.
  7. Als laatste kunnen de kleuters er zelfstandig mee aan de slag. De kleuters vertellen en spelen zelf het verhaal na.

Welke prentenboeken kan je gebruiken?

  • Stap 1: Het kiezen van een geschikt prentenboek of verhaal. Elk prentenboek dat je aanspreekt is in principe geschikt.
  • Stap 2: Kies een prentenboek met een actueel thema dat past bij de belevingswereld van de kleuters.
  • Stap 3: Ga op zoek naar een boek met veel herhaling, een goede structuur en een boek dat je kunt filmen. (alleen naar illustraties kijken, dan zou je het verhaal moeten kunnen begrijpen)

Voorbeelden goede prentenboeken:

  • De verhalen van Kikker – Max Veldhuijs
  • De verhalen van Rikki – Guido van Genechten
  • De krekel die niet tsjirpen kon – Eric Carle
  • Woeste Willem – Ingrid en Dieter Schubert

Bronnen:
Bron: Internet. Geraadpleegd op 28 december 2016 via:
http://educatie-en-school.infonu.nl/diversen/89293-spelen-met-prentenboeken-maak-een-verteltafel.html
https://www.leraar24.nl/video/1947/de-verteltafel-groep-4#tab=0
http://kleuterklasse.nl/?p=68